1 juni
Wat is erger, een Zweed of een Parijzenaar?
Alle tennissers die nu meedoen op Roland Garros zaten nog in papa’s schietgeweer - sorry, soms ontwaakt nog steeds de puber in mij, hij krijgt een draai om zijn oren en ik laat ‘m meteen weer inslapen - toen ik daar als verslaggever rondliep. Van een enkeling moesten zelfs de ouders nog geboren worden.
Wordt er nu door kersverse twintigers gestreden om de opvolging van Novak Djokovic (37) en Rafaël Nadal (38), in ‘mijn’ tijd was Björn Borg de superster (bij de vrouwen maakten Chris Evert-Lloyd en Martina Navratilova de dienst uit). Telkens beleefde ik dankzij Borg, in Parijs maar ook op Wimbledon, een soort Groundhog Day: omdat hij altijd zegevierde moest ik steeds weer ongeveer hetzelfde verslag schrijven - ik geef het je te doen wanneer een saaie Zweed het onderwerp is. En toen hij het herenenkelspel van de Open Franse tenniskampioenschappen eindelijk níet meer won - domweg omdat hij er op 26-jarige leeftijd de brui aan had gegeven - greep de slechts 17-jarige Mats Wilander de hegemonie. Een saaie Zweed in plaats van een saaie Zweed, mijn Parijse leven was niet gemakkelijk.
Op tennisgebied ben ik er dus eentje uit lang vervlogen tijden, hetgeen ik mezelf eveneens realiseer wanneer ik op YouTube oude wedstrijdbeelden uit die periode bekijk. Wat heeft ook die sport zich sindsdien, mede dankzij het verbeterde materiaal overigens, ontwikkeld. De kracht en het tempo van de toppers die ik destijds zo bewonderde stellen niets voor vergeleken bij de kracht en het tempo van de toppers van nu. De tennisser van 2024 is een complete atleet, die bijna net zo vaak in de sportschool te vinden is als op de baan.
Eén ding is echter nagenoeg onveranderd gebleven in dat mooie tennispark nabij het metrostation Porte d’Auteuil: het gedrag der tennisfans. Ik vernam wat er allemaal tijdens het duel tussen de Belg David Goffin en de Fransman Giovanni Mpetshi Perricard was voorgevallen: er werd gejuicht wanneer Goffin een foute service sloeg (not done bij tennis), er vielen hem stevige scheldpartijen ten deel en op een gegeven moment spuugden ze zelfs kauwgom naar hem. Ook andere spelers en speelsters klaagden over de manier waarop ze werden bejegend en toen greep de toernooidirectie in: er mag geen alcohol meer op de tribune worden genuttigd.
Het is inderdaad nog heviger geworden, zo heb ik de indruk. Toch herinner ik mij dat de spelers zich in de jaren zeventig en tachtig óók al wezenloos ergerden aan de toeschouwers, die op Roland Garros altijd aanzienlijk minder doordrongen leken te zijn van het besef dat bescheidenheid de mens pleegt te sieren. Zo luidruchtig als daar waren ze ook in die tijd bij geen enkel ander grandslamtoernooi en met name op de bijbanen leidde dat vaak tot emotionele uitbarstingen op de baan.
We voerden weleens discussies, mijn collega’s en ik, als we ‘s avonds laat na een wedstrijddag bij Le Petit Zinc aan de asperges zaten.
We gingen dan behoorlijk de diepte in hoor, vergis u niet. Wat we ons bijvoorbeeld afvroegen was: „Wat is erger, een Zweed of een Parijzenaar?”
We kwamen er nooit echt uit.
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Rob Hoogland Tekst & Uitleg to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.