Een pleidooi voor vrolijke vakantieliteratuur
De Foute Jongens bespreken in hun HP/De Tijd-rubriek wat zij in hun vrije tijd zoal lezen. Rob heeft ook een tip voor Arthur: "Probeer de Algarviaanse Arie van der Lugt te worden."
HP/De Tijd - 06
Rob: De vakantietijd, mijnheer Van Amerongen. Daar hebben wij meerdere malen aandacht aan besteed, laatstelijk nog aangaande kampeerperikelen. Ik reken erop dat onze soms wel heel gedetailleerde beschrijvingen veel landgenoten hebben doen besluiten om dan toch maar op het juiste pad te blijven, al houd ik er ernstig rekening mee het ons geen koninklijke onderscheiding zal opleveren.
Wanneer ik geen samenwerkingsverband met u was aangegaan, zou het van dat laatste in mijn geval vast wel een keertje van zijn gekomen: tot dan toe werd ik op de recepties en borrels van Stan Huygens altijd vriendelijk aangesproken door invloedrijke Nederlanders als - ik doe een greep - Jaap Rost Onnes, Aad Ouborg en de voormalige grootmeesteres Martine van Loon-Labouchère. Tegenwoordig houden ze het meestal bij een enkele plichtpleging. “Excuses, daar staat iemand die ik hoognodig moet spreken”, krijg ik dan te horen. Vervolgens lopen ze richting het toilet.
Het zij zo, collega. Ook in de krochten van de samenleving is het soms aangenaam toeven en het moet gezegd: uw literaire kennis mag er wezen. U bent van de straat, maar niet van de straat, zou ik met enige snaaksheid willen stellen. Mede om die reden wil ik het graag hebben over wat wij zoal kunnen aanbevelen als vakantieliteratuur. Hoewel het gezien de voortwoekerende ontlezing ongetwijfeld vechten tegen de bierkaai is, wil ik er alles aan doen om de lezers er tijdens hun zomerverlof toe te bewegen niet alleen genotsmiddelen van alle soorten en maten tot zich te nemen, maar ook literatuur.
Laat ik er meteen maar de zin tegenaan gooien die alweer twintig jaar geleden, in 2004, de Tzum-prijs voor de beste literaire zin won: “Trekt ie daaropvervolgends z'n broek naar omlaag, gaat met die harige aars van hem boven de chili hangen en zet ie me daar toch z'n dikke darm open dat Noach kon fluiten naar berg Ararat.” Kijk, dat is het betere werk, zeker als je het vergelijkt met die van 2010 (wat jammer toch dat Tzum met deze competitie is gestopt): “Vijftien jaar had de badkamer met de caravanafmetingen probleemloos dienstgedaan, de sporadisch gekneusde knie niet te na gesproken van wie zich, zijn toilet makend of zich scherend voor het lavabootje, te bruusk omdraaide en aan den lijve moest ervaren hoe gering de speling was gebleven tussen rand en wand.”
De laatste is verschrikkelijk en - of want, zo u wilt - van Tom Lanoye, de eerste van Ilja Leonard Pfeijffer, die tegenwoordig voornamelijk heel deftige en vooral heel dikke boeken schrijft. Maar deze zin kwam uit Het Grote Baggerboek, zijn tweede roman, waarin een psychiater een baggeraar die van allerlei kwaads wordt verdacht zijn verhaal laat opschrijven, afgewisseld met zijn eigen keurig geformuleerde commentaar. Ik sla het nog weleens open wanneer het mij droef te moede is geworden en word er dan terstond weer vrolijk van, net als trouwens van de geweldige J. Kessels-verhalen van Frans Thomése, die mij soms letterlijk doen schateren.
Ik pleit vooral voor vrolijke vakantieliteratuur, mijnheer Van Amerongen. In deze periode van het jaar kan het leven mij niet licht genoeg zijn en ik wil daar in mijn tweede bijdrage graag nog enige voorbeelden van geven.
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Rob Hoogland Tekst & Uitleg to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.