#36 De oerdrift en haar gevolgen
In mijn column van 15 februari werd aan een verhaal in het Grote Foute Jongens Boek deel 1 van Arthur van Amerongen en mij gerefereerd. Ik plaats het hier als Vrijpost en begin weer te beven.
Vrijpost 35 - door Rob Hoogland
Arthur – Heb jij veel last gehad van Telegraaf-haat, oom Rob?
Rob – Ach, nee. Het was er wel, het is er nog steeds, zij het minder. Ik stond en sta er nog steeds boven. Toch zijn mij daarmee ooit, één keer, de stuipen op het lijf gejaagd. U wilt zeker weten bij welke gelegenheid?
Arthur – Als het even kan wel. Ofschoon ik soms het idee heb dat er van Telegraaf-haat zelfs helemáál geen sprake meer is. Ik ben er, als wonderboy van echte kwaliteitsbladen als de Groene en het Parool, mee opgegroeid. En soms mis ik dat gekanker op de Telegraaf. Iedereen is tegenwoordig veel te aardig voor die krant van jou. Jullie lijken potdorie wel salonfähig geworden. Ook in dit opzicht verlang ik af en toe best terug naar die goeie ouwe tijd.
Rob – U bent niet de enige. Hoewel met enige schroom, voel ik mij nu verplicht u het verhaal van mijn circumcisie te vertellen.
Arthur – Van je circumcisie? Hahaha! Ben je besneden dan? Jij, Rob Hoogland, de meedogenloze Telegraaf-columnist die niet onder stoelen of banken steekt dat hij helemaal niets met religie heeft? Nog even en je gaat me vertellen dat je aan ramadan doet, of op de sabbat weigert te schrijven! What’s your middle name, my friend? Moos of Mo?
Rob – Ja, doet u maar weer grappig. Het ligt evenwel iets anders, jonge vriend. Het is een uiterst pijnlijk verhaal, dat ik lang heb verdrongen. Maar het moet nu maar eens aan de openbaarheid worden prijsgegeven. Ongetwijfeld zullen velen, nadat zij het hebben gelezen, elkaar besmuikt aanstoten zodra ze mij op straat ontwaren, maar het is niet anders.
Ik laat dit horrorverhaal in de hoofdstad van Argentinië beginnen. Als ik eerlijk ben ligt daar ook een zekere neiging tot snoeverij aan ten grondslag, en wel van het type dat de grote Roald Dahl aan zijn beroemde creatie Oom Oswald toebedacht. De lezers en u dienen er namelijk goed van doordrongen te zijn, mijnheer Van Amerongen, dat ik niet mijn hele leven lang dag in dag uit gemakzuchtige bureaustoelcolumnistiek heb zitten bedrijven, maar net als u ook veel van de wereld heb gezien. Ik ben een ware kosmopoliet! Ik beminde overal vrouwen!
Arthur – Tuurlijk man! Meer dan Julio Iglesias, Georges Simenon en Ron Jeremy bij elkaar!
Rob – Al heb ik mij nooit, zoals Oom Oswald, per ongeluk met een lepralijdster tussen de lakens begeven. Toch is er ook een andere reden om het verhaal in het verre Zuid-Amerika van start te laten gaan: de vrouw die mij erop wees dat ik mij na mijn terugkeer in Nederland bij een arts diende te vervoegen, was woonachtig te Buenos Aires. Haar adres staat nog in mijn geheugen gegrift: Mansilla 2542. Net als die vervelende trap, buitenom, naar haar voordeur op die galerij, waar ik nog een rotsmak heb gemaakt na een avondje gezamenlijk stappen. Of Eleonora, zoals zij heette, daar nog woont, of überhaupt nog in leven is: ik weet het niet. Onze wegen scheidden zich na mijn verblijf van bijna een maand in deze bruisende metropool, waar ik als verslaggever het WK hockey van 1978 bijwoonde. Er was nog wel enige tijd contact, maar dat vervaagde, zoals altijd. De herinnering lichtte alleen nog even op nadat een vriend van mij, die haar jaren later op mijn verzoek een bezoek bracht, in haar woonkamer een foto had gemaakt, waarop zij schaterlachend poseerde terwijl zij een mij bekende vlek op de muur achter haar tv aanwees.
Ik was jong en viriel in die dagen, Eleonora liefst veertien jaar ouder maar nog zo wild als een veulen (ik scheelde slechts zes jaar met haar zoon, die in Mexico woonde).
Arthur – Haha! Als ze nog leeft is ze nu dus bijna negentig!
Rob – Het laat zich raden wat er tussen ons geschiedde nadat wij elkaar tijdens een feestje in de residentie van de Nederlandse ambassadeur, bij wie zij als secretaresse in dienst was, hadden ontmoet. Het laat zich tevens raden hoe snel ik dankzij deze kersverse relatie een nieuw paspoort kreeg nadat het oude in het hockeystadion was gestolen. En het laat zich óók raden welk effect mijn steeds meer naderbij komende vertrek uit Buenos Aires gaandeweg op haar toch al vrij gemakkelijk op te hitsen gemoedstoestand kreeg. De vlek waar ik zojuist over repte, was bijvoorbeeld veroorzaakt door de inhoud van een flesje Nina Ricci dat ik haar daags voor de terugvlucht bij wijze van troost cadeau had gedaan. Het was tegen de muur uiteengespat nadat zij het onmiddellijk na ontvangst naar mijn hoofd had gesmeten.
‘Ai, bastardo! Dat heb je niet voor mij gekocht, maar voor haar in Nederland!’
Ik bukte gelukkig bijtijds.
Op een ochtend, een paar dagen voorafgaande aan dit tamelijk typerende voorval (we hadden dagelijks ruzie en maakten het altijd weer goed), stonden we samen te douchen. Nou ja, min of meer dan. Ik voel er weinig voor mij aangaande de handelingen die wij op dat moment verrichtten te wagen aan de expliciete beschrijvingen waarmee u de lezer doorgaans ongegeneerd confronteert. Laat ik het daarom zo zeggen: op die twee vierkante meter geschiedde alles wat maar in u opkomt.
Bovendien stroomde er warm water uit de douchekop. Haar werkster was even eerder direct na haar entree weer huiswaarts gekeerd, hevig hoofdschuddend omdat het minnespel in haar roomse ogen slechts door paren diende te worden gespeeld die elkaar zowel ten stadhuize als in de kerk het jawoord hadden gegeven. Slechts de wetenschap dat ik al genoeg scheldpartijen van Eleonora te verwerken kreeg, had mij er na de onverwachte binnenkomst van de interieurassistente van weerhouden om de beide dames een seksueel experiment voor te stellen waar ik al sinds mijn adolescentie stiekem over fantaseerde.
‘Tot straks!’ riep Eleonora vrolijk tegen haar hulp. Zij kende haar pappenheimers. Waarna zij mij, nog steeds in de douchecel, van top tot teen aan een nadere inspectie onderwierp.
‘Maar Roby, hij is helemaal kapot!’ riep ze toen.
Ja echt, mijnheer Van Amerongen, ze noemde me Roby.
‘Dat is niet zo gek,’ grijnsde ik.
‘Nee, dit is niet normaal. Kijk maar, er zitten allemaal scheurtjes in je voorhuid. Heb je daar nooit eerder last van gehad?’
‘Blijkbaar kan mijn voorhuid de enorme zwelling niet aan als ik met zo’n fraaie persoonlijkheid als jouw werkster word geconfronteerd.’
‘Doe niet zo flauw, Roby, luister eindelijk eens naar mij. Je moet hiermee naar de dokter, straks in Holland. Dit kan tot infecties leiden. Er moet echt iets aan worden gedaan.’
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Rob Hoogland Tekst & Uitleg to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.